Hoogleraar digitaal ondernemerschap
Arjan van den Born


Groot durven denken

Arjan van den Born, hoogleraar digitaal ondernemerschap aan Tilburg University, wil van de Jheronimus Academy of Data Sciences (JADS) een ‘groots en meeslepend’ kennisinstituut maken. Met multidisciplinair en actueel onderwijs, een prachtige campus en een toonaangevend event. De opleiding is pas net gestart maar het bedrijfsleven staat in de rij.

Van den Born vond altijd al dat Tilburg University meer met data science moest doen. Dus toen hem werd gevraagd om het idee van een gezamenlijk kennisinstituut van de universiteiten van Tilburg (TiU) en Eindhoven (TU/e) verder te brengen, aarzelde hij geen moment. “Hoe vaak krijg je nou de kans om een nieuw instituut op te zetten vanaf nul? Dat is een fantastisch mooie uitdaging. En dat wilde ik gelijk groots en meeslepend doen.” Naast een gezamenlijke bachelor kunnen studenten kiezen uit vijf masterprogramma’s en twee postdoctorale opleidingen. Ook zijn er en twee opleidingen voor professionals en drie onderzoeksscholen. Alle vakken worden zowel door TiU als TU/e verzorgd en vinden plaats op een van beide plekken óf op de gloednieuwe campus Mariënburg in Den Bosch – een historisch klooster en een van de oudste gebouwen van de stad, dat al in de vijftiende eeuw als klooster diende. In september 2016 startten de eerste tweehonderd studenten, de ambitie is om naar tweeduizend studenten per jaar te groeien.


Waarom is dit instituut in het leven geroepen?

Van den Born: “De maatschappij heeft meer behoefte aan mensen die analytisch en technisch zijn opgeleid, rationeel denken en beslissingen nemen op basis van cijfers. Van marketeer tot journalist en dokter – beroepen zijn steeds meer door data gedreven. Beide universiteiten in de regio misten de skills die daarvoor nodig zijn. Bovendien verouderen die vaardigheden snel, waardoor je het onderwijsprogramma constant moet bijvijlen. Sinds onze start zijn er weer nieuwe technieken, nieuwe software en is de nieuwe Europese privacywet in werking getreden. En Internet-of-Things (IoT) is de laatste jaren in zo’n versnelling gekomen dat we er een apart vak aan willen wijden. In elk vak staat data doen centraal. Als het bijvoorbeeld over privacy gaat, hebben we er altijd een concrete dataset bij. De studenten moeten bijvoorbeeld nadenken over de zin en onzin van dataportabiliteit en daar ook gelijk een tool voor maken. Dus het is denken én doen. Dat toegepaste is normaal voor een technische universiteit, maar even wennen voor een gamma-universiteit.”


Komt de fundamentele kennis niet in de verdrukking door zo’n sterke focus op de toepassing?

Het is voor ons wel een uitdaging om die fundamentele vraagstukken op de agenda te krijgen, maar het een kan niet zonder het ander. Kennis die niet direct toepasbaar is, kan de wereld uiteindelijk wel verder brengen. Denk aan nieuwe transparante of gepersonaliseerde algoritmes of deep learning-technieken. Als een van onze hoogleraren erin slaagt slechts één wetenschappelijk paper te publiceren waarover men over dertig jaar nog steeds praat, dan is dat al heel mooi. Denk bijvoorbeeld aan het paper van Tim Berners-Lee uit 1989 waarin hij voor het eerst het internet beschrijft, of die van Larry Page en Sergey Brin uit 1999 waarin ze het Google-zoekmachinealgoritme beschrijven. We lopen er wel tegenaan dat met name dienstverlenende bedrijven minder interesse hebben in fundamentele kennis. Maar je moet voorop blijven lopen met innovaties om winst te kunnen maken.”


Merk je dat het bedrijfsleven wel interesse heeft in mensen met data science skills?

We kunnen de belangstelling niet aan. Bedrijven zien dat hun businessmodellen en markten veranderen door digitalisering. Ze voorzien hun apparaten steeds meer van sensoren die grote hoeveelheden data genereren, maar ze weten niet goed hoe ze die data moeten analyseren. Ook gaan bedrijven hun apparaten op afstand, bij de klant, monitoren. Ze kunnen dan servicecontracten verkopen en hun businessmodel op gebruik richten in plaats van op verkoop. Maar dat gaat nog moeizaam. Er worden tientallen miljoenen in IoT-projecten gestoken zonder een duidelijke vraagstelling, waardoor ze nu nog vaak mislukken. Je kunt dat voorkomen door al heel vroegtijdig een data scientist bij je project te betrekken.”


Zijn Brabantse bedrijven hier goed op voorbereid?

Ja, er is in Brabant een cultuur die technologie omarmt, er is veel kennis over sensoren, er zijn veel internationale contacten en er wordt veel samengewerkt. Omdat Brabant sterk is in agrofood en hightech, zou je vanuit Brabant wereldwijd de landbouw kunnen organiseren door hier de centrale landbouwdata te hosten. Wij zijn goed in data, we weten veel van agrofood en we kunnen bijvoorbeeld advies geven over bemesting of bewatering aan boeren wereldwijd op basis van die data. Net zoals de Amerikaanse tractorproducent John Deere dat nu al doet – die verkoopt tractoren maar krijgt alle data over het gebruik ervan terug. Het is weliswaar een vergezicht, maar ik denk dat er hier ruimte is voor een soort Google van de landbouw.”


Wat is er in Brabant minder goed geregeld?

“Ik baal ervan dat we soms teveel naar de VS kijken en initiatieven zoals Singularity University hierheen halen, terwijl we zelf ook topwetenschappers in huis hebben. We moeten het samen doen en elkaar helpen! Er mag ook wel wat meer durfkapitaal naar deze regio gaan. Investeringen zijn nog volledig op de hightech sector gericht, waar je te maken hebt met technology readiness levels en patenten, waardoor je een paar jaar de tijd krijgt om je innovatie uit te werken. Maar in de datawereld heb je daar niks aan. Wij publiceren nieuwe algoritmes direct online. Je moet dus snel de markt veroveren. Als we ergens in geloven, dan moeten we daar voor gaan en er direct vijfhonderd miljoen in stoppen, en het meteen in heel Europa uitrollen. Je moet groot denken en risico’s durven nemen.”


Je wilt ook een groot event creëren?

“Dat wordt de Den Bosch Data Week (DBDW), met één avond waar topwetenschappers, kunstenaars en maatschappelijk betrokken mensen het met elkaar over data hebben, en het samen leuk hebben. We willen de juiste vibe creëren waardoor mensen zeggen: ik kom volgend jaar weer. De meest vooraanstaande festivals zoals de Tefaf in Maastricht en het Amsterdam Dance Event begonnen met tegenwerking van de overheid, kregen pas langzaam succes en werden elk jaar iets groter. Het is ambitieus, en we ervaren ook wel wat tegenwerking, maar dat hoort erbij als je echt innovatief en groot denkt.”

“Het is voor ons een uitdaging om fundamentele vraagstukken op de agenda te krijgen.”

Curriculum Vitea


Arjan van den Born studeerde economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en promoveerde aan de Universiteit Utrecht op zijn onderzoek naar de succesfactoren van ondernemers. Hij werkte enkele jaren aan de Universiteit van Antwerpen en de Universiteit Utrecht als onderzoeker op het gebied van veranderingen in organisaties en had zijn eigen adviesbureau. Sinds 2012 is hij hoogleraar creatief en digitaal ondernemerschap aan Tilburg University. Sinds 2015 combineert hij dat met zijn functie als academisch directeur van de JADS.